Villajelena vraagt Nederlanders die in Frankrijk wonen (en werken) naar hun ervaringen en verhalen. En naar hun favoriete wijnen, uiteraard! De aftrap in deze serie wordt genomen door Renée.
Wie is Renée Vonk?
Renée Vonk is schrijver,
journalist en uitgever. Ze woont en werkt in de Provence. Samen met man en
honden bewoont ze een afgelegen huis in de heuvels van het Canton de Fayence.
Ze bedacht, werd
mede-uitgever en de eerste hoofdredacteur van het magazine over Zuid-Frankrijk
Côte & Provence (www.coteprovence.nl ), waarbij ze nog steeds actief betrokken is. Ze
schreef twee kookboeken, en onlangs verscheen het autofictieve verhaal
‘Opgestroopte mouwen’, over een Rotterdams buitenbeentje dat uiteindelijk in
Zuid-Frankrijk belandt. (Voor een inkijkexemplaar, kijk hier). Renée Vonk houdt een blog
bij over haar leven in -en met recepten uit- de Provence: http://reneevonk.wordpress.com
Ook dit is Zuid Frankrijk
Omstreeks 1985 kocht ik
een paar muren en een half dak ter hoogte van zo’n schilderachtig dorpje in de
Provence. Het logisch gevolg van een jarenlange liefdesrelatie met
Zuid-Frankrijk, waarbij dat ene dorpje toch altijd weer even opgezocht moest
worden, zelfs al begonnen we in Parijs. Dat vervallen huisje werd me zomaar
aangeboden in de kroeg, door het lokale aannemertje: “als je hier toch zo vaak
komt, ben je beter af met een eigen adresje.” Ik was meteen verkocht.
En ik
ging een beetje raar doen.
Zo klopte ik mijn
opgelapte huisje troostend op de hermetisch gesloten luiken als ik vanwege mijn
werk naar Nederland terug moest. Ik wilde niet weg. In mijn Rotterdamse
stamkroeg sprak ik uitsluitend nog over de charmes van Zuid-Frankrijk in het
algemeen en die van mijn beknopte berghut in het bijzonder. Iemand was dat
gezeur zo zat dat hij zei: “Maak er dan een blad over”. Dat heb ik toen gedaan,
en dat tijdschrift (Côte & Provence) bestaan nog steeds, ik ben er thans
‘creatief adviseur’ van.
Sinds die eerste
opwindende periode vind ik het vrij gewoon dat ik hier woon. Van de romantische
ideeën over Zuid-Frankrijk ben ik zo langzamerhand wel genezen. Ik heb intussen
zelfs een paar jaar in Portugal gewoond. Maar heimwee dreef me terug naar het
dorpje van toen, dat allang zo ‘van toen’ niet meer is.
Ergens in de vorige eeuw
werd onze mini-gemeente uitverkoren tot de eregalerij van ‘les plus beaux
villages de France’; een soort nationale erfgoedlijst van pittoreske plaatsjes.
Terecht. We hebben wel bordjes met ‘centre ville’, maar zelfs de met
kinderkopjes ingelegde ‘Grand’ Rue’ is te smal voor verkeer. De kerk en de
‘mairie’ helemaal bovenin het dorp, zijn uitsluitend te voet bereikbaar.
De
enige kroeg was vroeger een ‘relais de poste’, waar de postkoetspaarden buiten
hun dorst lesten uit de fontein, en de koetsier zich binnen aan de toog laafde.
Een ‘status quo’ die duurde tot de ‘vooruitgang’ zich aandiende. Eerst als
enkelspoortje, later via het (snel)wegennet. Toch hield ons dorp het lang vol
om dorp te blijven: tien jaar geleden kende iedereen iedereen. Roddels reisden
per ‘bouche à l’oreille’, de bakker bakte nog, de slager slachtte zelf, en de
wijn kwam van de omliggende châteaux, al is dat een wat wijdse benaming voor de
paar hectaren amper in cultuur gebrachte wijngaarden waarvan de opbrengst
hooguit tot tafelwijn werd opgevoed. Het café was de huiskamer van ons
allemaal, en als er een dode begraven moest worden wáren we er ook allemaal:
eerst op de begraafplaats, daarna in het café; je wilt wel in stijl afscheid
nemen tenslotte.
En toen ging het mis. In
het gouden decennium van de jaren negentig van de vorige eeuw kwam het toerisme
op gang. Er was geld.
In recordtijd -historisch
gezien dan- werd ons dorp in de zomermaanden door toeristen overspoeld. Dat kan
dat piepkleine dorpje, ergens vóór de Middeleeuwen tegen een berghelling
opgetrokken, slecht hebben.
En het kan nog slechter
tegen de uitverkoop van het huizenbestand: een lokaal gezinnetje komt door de
opgedreven onroerendgoedprijzen niet meer aan de bak en trekt naar de goedkope
nieuwbouw in de stad. Dus loopt het dorp leeg, want die vakantiehuizen worden
maar af en toe bewoond. De kleine middenstand redt het ook niet meer, de
dorpswinkeltjes sluiten de een na de ander. Tegen de grote supermarkt een eind
buiten het dorp valt niet op te concurreren. Al die nieuwe ‘buren’ willen
namelijk wel allemaal leuk en pittoresk wonen, maar vertier en verantwoorde
boodschappen pakken ze toch liever ‘serieuzer’ aan. De bejaarde uitbaatster van
het krantenwinkeltje heeft de boel opgedoekt, en sinds het postkantoortje een
geldautomaat voor de deur kreeg, is het nog maar een paar uur per week open. Ons
café is buiten het seizoen op sterven na dood.
Volgens mijn Franse
vrienden ben ik ‘coupable’. Als ik niet voortdurend had geschreven dat het
leven hier best aardig is, waren wellicht niet zoveel Hollanders en Vlamingen
dat persoonlijk komen controleren. Ik vind dat iets teveel eer, ‘Parijs’ is ook
ruim vertegenwoordigd, maar toch. Toen afgelopen zondag vier van de zes terrastafeltjes
van ons café door luidruchtige noorderlingen met blèrende kinderen bleken
opgeëist, werd ik er op aangekeken.
“Jouw schuld”, zei de
kasteleinse, die liever lui dan moe is.
“En jouw handel”, vond ik
monter.
Daar had ze niet van
terug. Maar ik moest wel verdacht lang op mijn bestelling wachten.
We hebben Renée gevraagd naar een selectie van haar favoriete Rosé wijnen uit de Provence. Zij koos deze drie:
Whispering Angel (€ 18,50)
is een mooie, lichte rosé van Château d’Esclans. Nogal aan de prijs voor een
instappertje, maar de duurste rosé (Garrus) van dit door de Rus Sascha Lichine
overgenomen wijndomein kost maar liefst € 79,50. Dat is dan ook een bewaarwijn,
iets dat je zelden van een rosé kunt zeggen. (www.chateaudesclans.com )
Cuvée Boisé (€ 15,80) van Château Jas d’Esclans smaakt beslist naar meer.
Deze rosé wordt gemaakt door de familie De Wulf op een steenworp
afstand van het prestigieuze Russische wijngoed en profiteert dus van
dezelfde optimale klimatologische omstandigheden en bodemgesteldheid. Maar dan helemaal
biologisch verantwoord. (www.jasdesclans.fr )
Val d'Iris (€ 7,00) heet gewoon naar het domaine waar ie
vandaan komt.
Een klein domein in een vallei bij mij om de hoek, waar vroeger
de irissen voor de parfumindustrie in het nabijgelegen Grasse werden gekweekt.
Eigenaresse Anne Dor, van huis uit dierenarts, maakt een eerlijke rosé zonder
kapsones, met precies dat juiste Zuid-Frankrijkgevoel. Mijn absolute favoriet! (www.valdiris.com )
Als je vanaf Facebook doorgeklikt hebt, dan mis je misschien de Britse Buren ;-) Klopt. Ondergetekende heeft twee verhalen door elkaar gehusseld (word ook een dagje ouder). Benieuwd naar de nieuwe Britten? Lees dan ook even deze blogpost van Renée op haar eigen Blog "Kijk, Zuid Frankrijk" : http://reneevonk.wordpress.com/2013/05/30/de-klop-op-de-deur/
BeantwoordenVerwijderen